Fly baby fly…

De vliegende non…
Toen ik een nóg kleinere ieniemienie versie van mijzelf was was dit een tv serie over, hoe raadt u het…, een non die kon vliegen. En als we bij moeder’s gratie eens een enkele keer mochten kijken wist ik het zéker: Ik kon dat ook, vliegen!
Zo gezegd, zo niet gedaan: Het stapelbed was hoog, héél hoog destijds, en het zeil op de grond in mijn uiteindelijke landingshoek stuk, héél stuk, met uitstekende kartelranden.

Dag vliegambities, dag tandjes.
Hallo ziekenhuis, hallo eng groen operatiedoek…

Het heeft -tig jaar geduurd voor de boel weer recht stond maar ik kan er nu breeduit om lachen.
Letterlijk.
😁

Estrella! Potver…

Ik ben geboren als Estrella Egas.
Yep.
Estrella.
Gewoon zo en niet anders.
Blijkbaar was dat de mensen tòch te moeilijk en men ging mij al zeer snel ‘Esther’ noemen. En daar raakte ik zelf zò aan gewend, dat ik mij ook zo voorstelde aan iedereen.
Veel ex-collega’s onder jullie zullen mij bijvoorbeeld alleen als Esther kennen, terwijl ik toch echt Estrella heet.
Geen verzinsel, geen verfraaisel maar echt écht.
Enkele jaren geleden veranderde mijn leven behoorlijk en stelde een lieve vriendin mij de vraag waarom ik met mijn nieuwe leven dan niet mijn échte naam ging gebruiken.
Ik vond dit een topidee en mede omdat de naam ‘Esther’ inmiddels voor mij aardig beladen is en nare associaties geeft, besloot ik vanaf toen mijn echte naam te gaan gebruiken.
De mensen die mij van nà die periode kennen kennen mij dus ook alleen als Estrella.

Nu merk ik dus dat gewoontes er echt ingesleten zijn bij mensen.
Vrienden die weten dat ik mij nu al zo’n 14 jaar bij mijn échte naam noem blijven mij Esther noemen, en ook in de familie komt het voor dat men mij zo blijft noemen. Begrijpelijk, immers, iemand ‘zomaar’ bij een andere naam noemen gaat niet zo 1, 2, 3.
Zelfs na 14 jaar niet.

‘Maar waarom gebruik je dan toch beide namen nog in je facebook-naam?’, hoor ik mensen vragen.
Omdat er nog genoeg mensen zijn die mij, zoals al gezegd, als Esther kennen, en ik voor hen op die manier nog vindbaar ben. En dat heeft mij dan toch weer veel lieve her-gevonden-mensen-van-weleer opgeleverd.

Waar ik mij echter aan stoor is dat mensen die mij tijdens die 14 jaar hebben leren kennen mij óók Esther noemen.
Een naam die ik bij hen NOOIT gebruikt heb. Waarmee ik mij NOOIT voorgesteld heb.
Een naam die zij misschien eens bij een ander gehoord hebben of wat dan ook, maar die zij absoluut niet van mij kunnen hebben. Mijn facebook naam begint zelfs met Estrella, potver…

Waarom dan ‘Esther’ zeggen?
WAAROM??

Madame Kippie.

Zij is niet meer, mijn meisje, Madame Kip.
Na bijna 14 jaar lief en leed te hebben gedeeld won de ouderdom het dan uiteindelijk toch, en is zij bijna 5 weken terug in mijn armen gestorven.
Bijna 5 weken, en ik huil nog ieder dag.
Het doet zo’n zeer…
Stom beest.
Ik mis haar.

Moeders.

Vanmorgen hoorde ik een interview met een dame waarbij o.a.het overlijden van haar moeder en het verwerken daarvan ter sprake kwamen. En wederom ging mijn grijze massa malen en malen.

Moeders. Bijzondere wezens zijn dat. Want een kind op de wereld zetten kan iedereen. Een Moeder zijn daarentegen… Ik ben er zelf een. Een Moeder. En ik hoop een goede, maar als ik Supervrucht zo eens bekijk en zijn liefde voor mij ervaar geloof ik dat dat wel goed zit.

Nee, dan die van mij. Het woord moeder is daarbij veel te hoog gegrepen en als mijn lieve opa Popie er niet ook had gelegen had ik gedanst op haar graf… Hard? Ja. Keihard. Maar er zit niet een gelogen letter tussen.

Moeders. Een woord dat bij velen in mijn ogen een hoofdletter verdient. Wat kon ik vroeger jaloers zijn als ik bij iemand thuis kwam waar een Moeder was. Een echte. Een Moeder met warmte, interesse, eten, liefde. Een Moeder zonder dubbele bodem. Positieve jaloezie want ik kon en mocht even meegenieten, mij wentelen in dat gevoel. Zelfs al was het maar een paar minuten. En ja, jong als ik was kon ik toen al het verschil zien. Of het een echte was of niet. En als ik nu hoor of lees over iemand die zijn/haar Moeder verloren is huil ik inwendig dubbelhard mee. Plaatsvervangend verdriet. 

Want de tranen die ik liet toen ‘die van mij’ doodging waren tranen van woede. En soms komen die nog.

Dus lieve lezers, als je er nog een hebt koester haar dan, die Moeder. Eer haar, ook als ze al ‘weg’ is.

Wat had ik graag dat gevoel willen kennen, er graag een gehad die echt was…

Pesten is van alle leeftijden…

Al vanaf dat ik een nog-mini’er-Esje was ben ik onzeker.

Zo, bam. Die is er uit.

En doordat ik zo onzeker ben, nee nee, we gaan niet op het hoe-en-waarom in, heb ik een aardig muurtje om mij heen opgebouwd. Een muur met blijkbaar een bepaalde uitstraling…

Voordat ik trambestuurster werd bij het GVB werd ik aangenomen als BOA, kaartcontroleuse. Een jong blommetje van net aan 20 lentes, vers van school, middenin een toen nog voornamelijk mannenwereld. Wat niet inhield dat ik geen levenservaring had, dus tegen al het ‘mannengeweld’ was ik aardig opgewassen. Voor mij geen plintenladdertjes of klosjes geruit garen, nee meneer! Klein en tenger als ik toen nog was *nostalgische zucht…* hield ik mij aardig staande, roddel en achterklap ten spijt.

Roddel en achterklap? Jazeker, met zoveel mannen/collega’s als ik toen in mijn bed gelegen zou hebben zou ik nu nog steeds bovenaan in het Guinness book of Records staan. Áls ik al nog kon staan…

Waar ik daardoor achter kwam was dat de basis van het pesten bij volwassenen bleek te liggen.
Op school werd gestreden tegen het onrecht dat hun kinderen/neefjes/nichtjes werd aangedaan maar op het werk werd oh zo graag geroddeld over ‘die kleine blonde, die met die soms rode lippen, die, die het al met iedereen gedaan heeft’.

Want ja, mensen, mijn uiterlijke verschijning en uitstraling schenen daarom te vragen. En dat ik blond haar en soms ook nog rode lippen en nagels erbij heb, tja, dan moest ik toch wel eh…tja, nou, dan was ik er toch wel één! Toch?

Wat van mijn kant inhield dat ik mij uit zelfbescherming een tamelijk nog onkwetsbaarder air aanmat, wat dus weer resulteerde in, juist, roddel en achterklap. Want ‘met dat uiterlijk en die attitude, nou, dan zal ze zeker wel, hè’!

En eenmaal gezeten op de tram werd dat alleen maar erger. En geloof mij, ook menig inmiddels ook in dienst gekomen vrouwelijk collegae deed aan deze roddelbussiness mee. Enfin, ik hield mij dus aardig staande in al dat geweld.

Vergezeld van menig huilbui, eenmaal thuis in alle stilte…

Ook nu, later blijven mijn uiterlijke kenmerken blijkbaar het veroordelen waard.
Bij de voetbalclub waar ik een tijdje actief was, dat ik nu nog steeds rechtop kan lopen mag een wonder genoemd worden!, maar ook online.

Krijg ik op Twitter of elders weer eens een dicpic=lulfoto, jaja mensen!, in mijn privé mail en maak ik daar melding van, wordt mij toegeschoven dat ik er zelf om vraag.

Met mijn uiterlijk en mijn rode lippen en blonde haren.

Let wel, ook hier volwassen geacht zijnde mensen, hè…

Diezelfde mensen die op de blokkades gaan voor hun kinderen, maar ‘s avonds voor de tv met diezelfde kinderen naast zich op de bank keihard gaan zitten lachen om een dik/dun/lelijk/oud-en-noem-maar-op-wat-in-hun-ogen -het-belachelijk-maken-waard-is persoon.

Ja mensen, die basis, hè.

Dat godvergeten goede voorbeeld dat men geeft…

Al jaren en jaren weiger ik mee te lachen met filmpjes over iemand’s uiterlijk. Weiger ik mensen daarop te be/veroordelen. Weiger ik mee te gaan in de hi-ha-ho cultuur die daarover heerst. Want ik weet verdomde goed hoe het voelt om be- en veroordeeld te worden. Ik weet verdomde goed hoe het voelt wanneer men niet de moeite neemt om zich in iemands persoonlijkheid te verdiepen. Ik weet verdomde goed hoe verschrikkelijk veel pijn dat kan doen.

En ik weet verdomde goed dat ieder, íeder mens inhoud én gevoelens heeft.

Dus, lieverds?

Dat pesten, hè. Zelfs dat in jouw ogen onschuldige gebbetje kan verdomde hard aan komen.

Verbeter de wereld, begin…yep. Je weet wel. 

💋

Kronkel… 

Mijn gedachten hobbelen en bobbelen nogal eens, en niet bepaald richtingsgebonden.

Soms vermaak ik mij daar prima mee, maar soms levert dat ook hoofdbrekers op.

Zo ook deze.

Ik snap het niet.

Heb het nooit gesnapt trouwens.

Wij, althans, de meesten van ons, zijn opgegroeid met sprookjes-vertellingen om ons heen.

En onschuldig als wij waren, of pretendeerden te zijn, geloofden wij alles. Een enkele criticus daargelaten, waartoe ik mijzelf mag rekenen.

Nu wij ouder zijn wordt dat criticisme bij mij steeds erger en erger.

Neem nu bijvoorbeeld Doornroosje.

Ze heeft een eeuw in haar bed gelegen. 

Een eeuw. 

Hon-derd jaar!!!

Volgens mij krijg je dan allerlei decubitus (doorliggings)- en rottingsplekken. 

Om over trombose en andere stil-lig-schade nog maar te zwijgen…

Het poepen en plassen zal ook wel gewoon door zijn gegaan en als ze in die tijd al van luiers gehoord hadden, dan toch zeker niet eeuwig werkende.

 Uiteraard heeft ze ook al die tijd haar benen, oksels en andere plekken niet gewassen. Én geschoren. 

En tanden poetsen!!!! Ik zie in mijn veel te grote fantasie èn met mijn echt niet altijd leuke méga-visualisatievermogen de groene schimmels haar mond uitkomen en rondvliegend en zwermend ongedierte dood neervallen door de meur…


Wat een ongelofelijk ranzig ventje.

 Die prins.

Bekentenis.

Toen ik ooit eens nóg kleiner was, ja, dat is écht mogelijk…, en ook heel, héél wat jaartjes jonger, wat dan weer minder moeilijk voor te stellen is, wilde ik een prinses worden, of een politiemevrouw.

Voor prinses was ik, toen al, te arm en voor politiemevrouw, ook toen al…, te klein dus besloot ik iemand te worden die de hele wereld zou redden.

Well… Na mijn studie voor kinder- en verstandelijk gehandicapten juffie werd ik BOA, kaartcontroleuse bij het GVB, daarna trambestuurster en nu ben ik huisvrouw, afgepeigerd hangende op de bank na weer een dag huisvrouwtje spelen. Logisch allemaal, hm? Gelukkig heb ik mijn dagdromen nog.

En dagdroom ik heel vaak over hoe dat prinsessen bestaan toch echt nog steeds perfect bij mij zou passen…

Geniet. En dat is een opdracht…

Vanmorgen liet ik mij even overweldigen door de hier doorlopende regen en 

ik mijmerde.

Ik dacht.

Ik peinsde.

Ik herinnerde.

En dit alles deed ik over mensen, over ontstane situaties, over dat wat was en dat wat is. 

Iets op het nieuws horen en denken aan mensen die dit niet meer mee krijgen, het gemis gewoon voelen branden.

Iets op tv zien en de telefoon willen pakken om iemand anders daarop attent te maken want je weet dat zij dit geweldig zou vinden!, en je met de telefoon al in de hand realiseren dat dit je door omstandigheden onmogelijk is gemaakt.

Mij afvragen waarom mensen zo verschrikkelijk veel op het spel zetten om kostte wat het kost hun in hun ogen gelijk te willen halen, terwijl je niet weet hoe lang je nog van elkaar kunt genieten.

Anderen die je steeds minder lijkt te spreken missen.

Die regen, he. Die is alleen maar goed voor de natuur. Voor mijn innerlijke ik zet ik de zon snel weer aan!

Geniet van elkaar, mensen.
Zoveel als je kunt, want ‘later’ kan te laat zijn en ‘had ik maar’ koopt niemand iets voor…

Ga nooit weg…

Ruzies.

Net als ieder weldenkend mens heb ik daar echt een bloedjehekel aan. En helemaal wanneer dat in families en/of bij geliefden voorkomt, want wat zet je er in ‘s hemelsnaam mee op het spel…

De ervaring heeft helaas geleerd dat het leven ineens afgelopen kan zijn en dan valt er niets meer bij te leggen, hoe groot spijt, wroeging en/of verdriet dan ook zijn.
Met dit in gedachten heb ik Supervrucht van kleins af aan al geleerd NOOIT zomaar de deur uit te gaan.

Hoe kwaad hij, of ik, ook kan/kon zijn, altijd afscheid nemen als je de deur uit gaat, met een kus of een groet.

Supervrucht heeft gelukkig altijd de waarde hiervan ingezien en er wordt dan ook altijd steevast gedag gezegd. 

Een kreet, een zoen, een knuffel, een blik…
Kennen jullie het ‘Ga nooit weg zonder te groeten’ gedicht/lied?

Deze tekst dekt voor mij de volledige lading van afscheid nemen en heeft mij altijd enorm gepakt.

Ik heb dit gedicht nu eindelijk op een zelfgemaakt tekstbord vereeuwigd en naast de deur die wij als uitgang gebruiken opgehangen. 

Nee, het is nog niet klaar, dagelijks werk ik het een beetje bij.

Maar ik hoop dat deze woorden ook anderen zullen raken…

Mijn Held!

Een geweldenaar, dàt is mijn Supervrucht, a.k.a. toen-nog-Sunnyboy, a.k.a. zoonlief.

Echt!

Zijnde een jaar of 7, 8, 9, 10 (ik kijk niet op een jaartje, zoals u ziet…) waren wij naar Artis en na het aanschouwen van de dierentuinbevolking belandden wij bijna onvermijdelijk in, (wel eens met een kind in welke dierentuin dan ook geweest zonder dat ‘Hèt Winkeltje’ bezocht moest worden? Nee? Dacht ik al…)  jawel, Hèt Winkeltje.

Nu zullen jullie begrijpen, en zo niet dan toch, dat al die uitgestalde knuffeldieren een bijzonder magnetische werking op klein kroost hebben. Om nog maar te zwijgen over den mams, zijnde moi. Ik hield mij echter kranig en deed net of ik volwassen was en al dat spul mij onberoerd liet. Ha!

Enfin.

Al ohhh en ahhhh-kreten slakende werd toen-nog-Sunnyboy gegrepen door een MEGA-wurgslang. Niet letterlijk uiteraard want dan zou ik hier nu niet meer zo olijk zitten typen…
Deze wurgslang was gifgroen, in zijn, toen-nog-Sunnyboy’s, ogen een meter of tien lang en drie meter dik, en gemaakt van dat-waar-knuffel-dieren-van-gemaakt-worden.

Na smeekbedes waarbij zelfs Poetin het niet droog zou houden werd er gezwicht (ooit wel eens de achterlijke prijzen in Dat Soort Winkeltjes gezien?? Wohw…) en blijmoedig togen wij (mijn innerlijk ikje had immers ook de vlag uitgehangen!)  huiswaarts. Daar werd Omalief op de hoogte gebracht van de megamooie aankoop en besloot zij dat toen-nog-Sunnyboy de slang van haar kreeg…  ❤

Toen-nog-Sunnyboy bracht naar mijn weten enige dagen en nachten gelukszalig met Megaslang door, tot hij op een morgen met een triomfantelijk gezicht Megaslang achter zich aanslepend de kamer binnenkwam.
Hij tilde Megaslang op en daarbij bleek dat diens nek ineens wel heel heel heeeel erg dun was, en de kop wel ernstig slap hing…

Toen ik hem vroeg wat er in wiens naam dan ook met Megaslang gebeurd was antwoordde toen-nog-Sunnyboy met een ware overwinnaarsgrijns om zijn mondje: “Ik was steeds zo bang dat hij mij ‘s nachts zou wurgen, dus ik heb hem maar eerst gewurgd…”

Previous Older Entries